Zonder bijen, veel minder voedsel
Wereldwijd is ca. 75% van alle landbouwgewassen afhankelijk van bestuiving door bestuivende insecten (Klein et al., 2007). Een belangrijk aandeel van die bestuivingsdiensten wordt ingevuld door honingbijen. In 2003 becijferden wetenschappers van de UGent (Simoens, Van Hoorde en Jacobs, 2003) dat honingbijen in België jaarlijks zorgen voor een meeropbrengst van 472 miljoen euro in de land- en tuinbouwsector. Het merendeel daarvan is ten gunste van de fruitteelt in de regio Haspengouw-Hageland in respectievelijk Limburg en Vlaams-Brabant. De bestuiving van fruitteeltgewassen zoals kers, appel, aardbei of peer zijn in Vlaanderen dan ook de belangrijkste bestuivingsactiviteiten die imkers uitvoeren ten gunste van de land- en tuinbouwsector.
In Europa (en ook in Vlaanderen) is het voornamelijk de Europese honingbij (Apis mellifera) die wordt ingezet om de bestuivingsvraag in de openlucht in te vullen. Tuinbouwers kiezen specifiek voor de honingbij omdat ze ‘bloemvast’ zijn. Dat wil zeggen dat honingbijen bij grote aanwezigheid van een specifiek bloeiend gewas ook massaal die plant bezoeken. Wanneer het gewas in bloei komt worden bijenkasten in de velden geplaatst gedurende de volledige bloeiperiode.
Zo zorgen de honingbijen er samen met de andere bestuivende insecten voor dat we dagdagelijks kunnen genieten van heerlijke en kwaliteitsvolle groenten en fruit.