Economische waarde van bestuiving is het grootst in Limburg
Onderzoekers van onder meer de Université de Liège in Gembloux en de Université de Mons in Bergen maakten recent een nieuwe berekening van de economische waarde van bestuivers voor ons land. Voor het eerst is daarbij een regionale verdeling gemaakt van het belang van bestuivende insecten in elke provincie. Zoals verwacht blijkt daaruit dat het economisch belang van bestuivers het grootst is in Limburg. De totale waarde van de bestuivers in België bedraagt om en bij de 250 miljoen euro per jaar.
Meer dan 80% van de bloeiende planten wereldwijd zijn voor hun voortplanting afhankelijk van bestuivende insecten. Onder bestuivende insecten moet worden verstaan insecten uit de orden van de Lepidoptera (vlinders), Coleoptera (kevers), Diptera (o.m. vliegen en zweefvliegen) en uiteraard de Hymenoptera (bijen en wespen). Het is vooral die laatste orde van de vliesvleugeligen die in verband worden gebracht met bestuiving van landbouwgewassen. In België leven naar schatting ongeveer 350 soorten (solitaire) bijen en hommels. Daarnaast wordt de honingbij als gedomesticeerde soort gehouden voor bestuiving en honingproductie.
Bijna 15 jaar geleden, in 2003, verscheen onder leiding van professor Frans Jacobs (UGent) een studie over de economische waarde van de honingbij. Zij schatten toen de waarde van de honingbijen op 472 miljoen dollar per jaar in België, inclusief de productiewaarde van verkochte bijenproducten zoals honing, propolis enzovoort.
Nieuwe methode
In samenwerking met het Centrum voor Functionele Ecologie en Evolutie (Montpellier, Frankrijk) berekenden onderzoekers van de universiteiten van Luik en Bergen de economische waarde van de honingbij nu in een recenter kader. Het gaat daarbij enkel over de waarde die bestuivende insecten leveren door bestuivingsdiensten. De verkoopwaarde van bijenproducten is niet ingecalculeerd. Het bekomen cijfer geeft zodus een beeld van de waarde die bestuivers hebben voor de land- en tuinbouwsector. Voor de berekening is gebruik gemaakt van een nieuwe berekeningsmethode die de voorbije jaren succesvol toegepast is in enkele andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Anders dan in vroegere berekeningsmethodes is nu een factor ingebouwd die rekening houdt met het productieverlies van gewassen indien er geen bestuivende insecten meer voor handen zijn. De methode laat eveneens toe om een ‘kwetsbaarheidsindex’ voor de regio’s en het land op te stellen die aangeeft hoe kwetsbaar de economische opbrengst van land- en tuinbouwproducten is voor de achteruitgang van bestuivende insecten.
Limburgse fruitteelt
De Belgische land- en tuinbouwsector heeft een jaarlijkse economische meerwaarde van ca. 250 miljoen euro dankzij bestuivers. Ca. 11% van de Belgische landbouwopbrengst blijkt afhankelijk te zijn van insectenbestuiving. Voor wie enigszins bekend is met de materie bevestigen de cijfers de vermoedens. Voor de Limburgse agrariërs betekenen bestuivende insecten een meeropbrengst van bijna 109 miljoen. Dat is maar liefst 43% van het Belgische totaal. 41% van de Limburgse land- en tuinbouwopbrengsten loopt gevaar door de achteruitgang van bestuivers. Alles heeft natuurlijk te maken met de sterke aandeel van de fruitsector in de provincie, die voor gemiddeld 64% afhankelijk is van bestuiving.
Afbeelding: Economische kwetsbaarheid voor het verdwijnen van bestuivers bestuivingswaarde (links) en bestuivingswaarde (rechts) in België (Bron: Jacquemin, Violle, Rasmont en Dufrêne (2017))
Meer weten? bekijk de integrale versie van de studie via deze link
Terug naar overzicht